Josias Spiljardus, predikant in de Oost

 

 

Twee predikantskinderen hadden elkander zo lief dat zij in 1650 in het huwelijk traden. Ze krijgen twee kinderen maar als de laatste zoon geboren wordt, is de vader al vertrokken naar Indië. Vijf jaar later volgt het gezin. Al binnen een maand is het voor de eerste briefschrijvende man duidelijk; zij is een onzedig mens van afzienlijke kwaliteit, ze wil niet samen leven met haar man. Volgens een tweede treft haar alle blaam als haar man zijn baan als predikant neer moet leggen. Het ligt aan haar kijfachtig gedrag. Een derde noemt haar “een ware xantippe”, een helleveeg, haaibaai of feeks. Zo gaat ze de geschiedenis in. Misschien hadden de twee laatste heren, die haar nooit gezien of gekend hebben, een paar bladzijden door moeten bladeren om het hele verhaal te lezen. Wie ruïneerde wie?

 In de eerste helft van de 17de eeuw moet het een roerige tijd zijn geweest binnen de muren van Gorinchem. De oorlog tegen de Spanjaarden veranderde de stad niet alleen in een vesting maar Gorinchem werd ook overspoeld met mensen uit het buitenland. Ten eerste waren daar onze zuiderburen die massaal het strijdgewoel probeerden te ontvluchten of op zoek waren naar godsdienstvrijheid. Op hun al dan niet georganiseerde vlucht moesten ze ergens de grote rivieren oversteken en voor velen zal dat met het veer tussen Sleeuwijk en Gorinchem gebeurd zijn. De meest logische rechte lijn tussen Brussel en Amsterdam. Een aantal van hen zal Gorinchem als een aanlokkelijke woonplaats hebben gezien en hun boeltje hebben uitgepakt. De andere grote stroom buitenlanders werd gevormd door de garnizoenen die in Gorinchem gelegerd lagen. Een allegaartje van Duitsers, Engelsen, Schotten en Ieren. Om dit alles in goede banen te leiden, was er naast een wereldlijke sterke arm ook een kerkelijk tegenwicht nodig. Meerdere dominees zorgden voor het zielenheil van deze gemêleerde massa die, met al die verschillende talen en dialecten, soms verwarrend zal zijn geweest en heeft moeten leiden tot menige Babylonische spraakverwarring. Herders met haar op hun tanden. In de periode waarin we onze Spaanse tegenstanders in de wacht hadden gezet met het Twaalfjarig bestand, werd in Holland de strijd gestreden tussen de remonstranten en de contra-remonstranten of anders gezegd de rekkelijken en de preciezen. In de classis Gorinchem zijn een aantal predikanten die alles uit de kast halen om predikanten aangesteld te krijgen met rekkelijke sympathieën.

 

Lilium inter Spinas (een lelie onder de doornen)

Johannes Spiljardus door H. Mayer. ( collectie Stadsarchief Amsterdam)
Johannes Spiljardus door H. Mayer. ( collectie Stadsarchief Amsterdam)

  In 1619 wordt een nieuwe dominee beroepen in Gorinchem. Johannes Spiljardus werd bevestigd op 5 mei 1619. Via Haarlem, waar hij in oktober 1593 geboren werd, was hij in 1615 als predikant in Roosendaal terecht gekomen. Daar trad hij in december 1617 in het huwelijk met Hesther Baelde. Samen kregen ze 13 kinderen waarvan van elf de doop teruggevonden is in Gorinchem. Spiljardus zou tot zijn dood in 1658 in Gorinchem blijven. Met Gisbertus Voetius als vriend zou hij gaan behoren tot de belangrijkste predikanten van de Nadere Reformatie of de zogezegde preciezen. Dat bracht in Gorinchem problemen met zich mee rond de opvatting van de zondagsrust en hem werd meerdermalen bevolen zich te conformeren aan het veel vrijere standpunt van de Classis Gorinchem. Jaren lang zou hij bij de synodes aanwezig zijn als vertegenwoordiger van Gorinchem. Vaak werd een beroep op hem gedaan bij prangende problemen waar stadsbestuur en kerkenraad het niet met elkaar eens konden worden en hij verrichtte veel commissiewerk. Ook was Spiljardus nauw betrokken bij de vestiging van de gereformeerde gemeente van ‘s-Hertogenbosch. Hij werd beroepen vanuit Amsterdam, Hoorn, Londen en Den Bosch maar hij bleef Gorinchem trouw. Hij werd in 1657 vereeuwigd door de schilder H. Verschuuring die belijdend lid van zijn gemeente was. Dit portret werd gemaakt om opgenomen te worden in de herziene versie van zijn “Schat-boeck” dat hij het zelfde jaar schreef. Naar dit schilderij graveerde H. Mayer het ovale portretje van Spiljardus. Zijn zinspreuk was Lilium inter Spinas (een lelie onder de doornen). De ouderwetse afkorting b.b.h.h. (bezigheden buiten huis hebbende) lijkt door hem uitgevonden te zijn vanwege zijn vele werk voor de classis, de synode en de vertalingen van Bijbelse geschriften uit het Engels. Tegen deze achtergrond groeiden zijn kinderen op in de Zusterstraat, in de schaduw van de kerk.

 

Van de vijf dochters en zeven zonen overleefden zeker acht hun kindertijd. Van vijf kinderen is na hun doop niets meer bekend. Vier van hun zonen, Johannes, Josias, Elisaeus en Carolus, traden in vaders voetsporen en werden ook predikant. In dit stuk gaat over het leven van Josias.

Josias Spiljardus.

Op 22 september 1624 werd in de kerk van Gorinchem Josias Spiljardus ten doop gehouden. Een van de doopgetuigen was Johannes Velthuijsen die ook predikant in Gorinchem en leeftijdgenoot van Spiljardus sr. was. Josias volgde een theologische opleiding in Leiden en werd in 1649 beroepen als dominee in Haaften. Op 4 maart 1649 nam hij het stokje over van Isaacus Moringius en doopte hij hier zijn eerste dopeling. Moringius was geen lang leven beschoren in zijn nieuwe woonplaats Drunen en overleed daar op 8 november 1649. Zo kon het gebeuren dat Josias ook zijn gezin en zijn vrouw “overnam” door op 16 juli 1650 te trouwen met Cornelia de Leeuw, wed. Isaacus Moringius. Uit haar eerste huwelijk had ze 3 dochters en 2 zonen en samen met Josias kwamen daar nog zeker twee zonen bij. Op 21 augustus 1653 werd in Haaften Johannes ten doop gehouden door zijn grootouders Johannes sr en Hesther Baelde. Op 1 oktober 1655 werd in Gorinchem, in afwezigheid van zijn vader, Joseus gedoopt. Doopgetuige was Cornelia’s broer Johannes de Leeuw.

 

Op 18 februari 1655 doopte Josias zelf voor de laatste keer een kind in de kerk van Haaften; Echtjen dochter van Arien Ariszn Keps. Josias ging aan een nieuw avontuur beginnen. Een besluit dat was gevallen voor Cornelia weer in verwachting bleek. Op 10 juni 1655 voer hij, zonder zijn gezin, op de Amersfoort van de kamer Amsterdam het Vlie uit, op weg naar Batavia voor een periode van tien jaar. In de voorgaande decennia had een predikant het recht om zijn gezin mee te nemen maar daar was in 1654 verandering in gekomen, net zoals in de tijd van “verbondenheid”. In plaats van vijf jaar excl. de heen- en terugreis was deze verlengd tot 10 jaar. Cornelia was het hier niet mee eens en het stel probeerde, zonder succes, het dienstverband terug te brengen naar vijf jaar. De kerkenraad bleef weigeren en zij gaven het verzet op. De zwangere Cornelia bleef met de kinderen achter in Gorinchem. Het zal een moeilijk afscheid zijn geweest.

 Op 9 november van dat jaar toen het ’s-ochtends stil, warm, zonnig weer was dreef de Amersfoort de baai in bij Kaap de Goede Hoop. De heer Kemp, schipper Hendrick Grotenhuys, onderkoopman Sybrant Fries en predikant Josias Spiljardus gingen aan wal. Na veertien dagen ging de reis verder. Via Batavia reisde hij door naar Ambon waar hij eind februari 1656, samen met 4 andere predikanten, aankwam.

Op de Molukken

 De vier predikanten werden verdeeld over de diverse posten en drie van hen, Josias, Jacobus Molanus en Joannes à Warmelo werden naar de Banda-eilanden doorgestuurd. Joannes à Warmelo moet de van ontucht beschuldigde ds. Brouwerius gaan vervangen op Banda, Molanus, de enige die de Maleise taal machtig is werd op Lonthoir geplaatst en Josias Spiljardus zou tot november 1658 predikant zijn op het eiland Poulo Ay. Het is een eiland waar alles draait om de nootmuskaat. Naast een aantal perkeniers is er een fort maar een echt grote gemeente is het niet. Josias zal niet zo heel veel te doen hebben en dat geeft tijd om zich te bekwamen in het Maleis.

 Als hij in 1658 overgeplaatst wordt naar Ambonia op Ambon is hij de taal goed machtig en is in staat om een vragen en psalmenboekje dat gemaakt is door de synode van Zeeland te vertalen in het Maleis. Hij stuurt het naar zijn vader ter goedkeuring.

 

“Wij senden U.E. mits desen toe een seker Maleytsch vraegeboeksken, uyt het Duytsch in

’t Maleyts hier overgeset, seer cort en claer begrijpende de hoofdstucken der christelikker religie, eertijts ingestelt bij de Eerw. Zeelandsche synode binnen der Goes 1620. Wij senden Ul. ooc toe verscheyde oude Maleytsche gesangen en psalmen, tot noch toe in de

kercken deser quartieren gebruyckt en gesongen, welcke wij wenschen dat se samen d’een

nevens d’ander, namelijck eerst het vraeghboeksken en daernae de gesangen, met

malkanderen wierden gedruct, om in de scholen en kercken alhier te gebruycken, want de

grootte catechismus om daeruyt te catechizeren voor de eerst aencomende al te swaer is om

te leeren en om te vatten ofte te verstaen.

Hiernevens gaet oock ‘De verwerringhe der mahometaensche secte’, in ’t Duytsch en in

’t Maleytsch uyt het Latijn bij Spiljardus overgeset, en wij versoeken op U.E. dat U.E.

dese sijne translatiën gelieft te visiteren ofte te laten visiteren om gedruct te werden, en dan

voorts te versoeken dat de Heeren Meesters in ’t vaderlant de costen gelieven te doen van

te laten drucken, insonderheyt het Maleytsche translaet, alsoo ’t seer veel goets soude kon-

nen schaffen tot nederwerpinghe en verstooringhe des Moorsdoms indien ’t in de schoolen

alhier wiert ingevoert. En als U.E. het sult hebben oversien, U.E. gelieven het voorts te

senden nae ’t vaderlant aen sijnen vader, dien hij de procuratie van den Duytschen druck

bevolen heeft, en versocht dat hij den Maleytschen druck bij d’Heeren Bewindhebberen

gelieft te effectueren.”

 

Johannes Spiljardus zal het werk van zijn zoon Josias nooit zien. Hij was 1 november 1658 al overleden, ruim voor de brief met de stukken in Gorinchem aankomt. De boekjes worden de navolgende vijftig jaar met duizenden tegelijk opgestuurd uit Nederland en verspreid onder de bevolking.

 In 1659 maakt Josias een reis langs een aantal eilanden van de Noordelijke Molukken. Ternate, Batchain, Mackian en Malyen. Hij bezoekt er de scholen. Er wonen maar weinig mensen maar er zijn wel een aantal bewoonde forten. Een predikant is er niet meer en de gouverneur van Ambon vraagt dan ook om toezending van twee of drie jonge, vrome, geleerde, ijverige en vreedzame mannen om daar diensten te kunnen houden. De toestroom van dat soort mannen is niet zo heel erg groot dus de wens blijft nog lang bestaan. In 1660 maakt Josias een gelijksoortige reis. Hij is inmiddels vijf jaar van huis en staat als ijverig bekend. Nog wel.

Haar man achterna

Is zijn vrouw Cornelia het alleen zijn moe of dringt Josias aan nog eens te proberen om over te mogen komen want ze verschijnt op 20 augustus 1660 op de vergadering van de bewindhebbers van de kamer Amsterdam met het dringende verzoek om, samen met haar dochter uit het eerste huwelijk en de twee kinderen uit het huwelijk met Josias, haar man achterna te mogen reizen naar Ambon. Het wordt goed gevonden op voorwaarde dat zij en haar kinderen, en dus indirect ook Josias Spiljardus beloven daar voor 15 jaar te blijven.  Op deze manier zijn de Heren XVII ervan verzekerd dat Spiljardus nog een tweede termijn van tien jaar in Indië zal moeten blijven en zo slaan ze twee vliegen in één klap. Predikanten voor Indië zijn moeilijk te krijgen want lang niet iedereen wil  voor 10 jaar weg van huis en gezin en ze moeten eerst een van de plaatselijke talen leren voordat ze effectief kunnen worden in de evangelisatie Op de Maarsseveen die op 24 november 1660 vertrok, waren 12 passagiers aan boord en daar waren Cornelia en haar drie kinderen bij. Het leek een oplossing naar ieders tevredenheid maar de werkelijkheid lijkt soms weerbarstiger. Ook nu weer.

 

NA 1.04.02.212 DE Heeren XVII geven toestemming aan Cornelia om naar Indië te gaan.
NA 1.04.02.212 DE Heeren XVII geven toestemming aan Cornelia om naar Indië te gaan.

Eind maart 1662 kwam Cornelia met de kinderen, na een reis van zestien maanden, aan in de baai van Ambon. Eerder kwam er geen schip aan uit Batavia. De vraag is natuurlijk of Josias inmiddels op de hoogte was van hun komst of dat hij er compleet door werd overrompeld. Het werd in ieder geval geen Happy Together story zoals zal blijken. Op 5 mei 1662, amper een maand na Cornelia’s aankomst, schreef Jacob Hitsaerdt, de gouverneur van Ambon zijn verslag voor Batavia waarin haar naam al valt. Hitsaerdt maakte van zijn hart geen moordkuil in het verslag aan Maetsuijcker, de gouverneur generaal, over de kwaliteit van de predikanten waar Ambon, en dus ook hij, mee opgescheept zaten. De kosten/batenanalyse valt in zijn redenering bijzonder negatief uit voor de predikanten. Hij heeft geen goed woord voor ze over en Spiljardus heeft zijn sympathie al helemaal niet. “Omdat onze Spiljardus ons dorst toeduwen dat hij sonder dusdanige extraordinaire belooninge ongehouden was, visite te doen, en met simpel prediken volstaen conde, gelijck de predicanten van Batavia” en, gaat hij verder “die man heeft seer qual(ek) gedaen sijn werderpartuir ontbiedende vande welcke hij om haer afsienlijcke qualiteijten wel eer gescheijden was, wij vreesen dat huijshouden hier groote ergernis sal geven, door dient gebreckt van zedicheijt aen weersijden domineert”. Hitsaerdt is duidelijk ook geen bewonderaar van Mevr. Spiljardus waarbij het maar de vraag is, wat daarvan de werkelijke reden was. De meeste mannen waren immers vele jaren gescheiden van hun eigen vrouw en kinderen, al dan niet met tegenzin.

 


Een klein stukje tekst kan veel vragen opwerpen: Spiljardus “ontbiedt” de vrouw waarvan hij gescheiden is naar Ambon te komen. Als ze inderdaad gescheiden zijn op 5 mei 1662 dan kan dat nooit in de maand die zij op Ambon was gebeurd zijn. Waarom zou een gescheiden vrouw, vijf jaar na het vertrek van haar ex-man als zijn huisvrouw de reis naar Ambon ondernemen en beloven daar 15 jaar te blijven? Het lijkt erop dat Hitsaerdt op het verkeerde been is gezet en Spiljardus heeft gedaan alsof hij gescheiden was.


 In augustus 1663 schrijft Hitsaerdt een nieuw verslag aan Batavia. Ook nu is een deel gewijd aan de predikanten en één predikant in het bijzonder. “Van onze vijf predikanten is er een wiens ijver voorheen beroemd was maar nu verfoeilijk is uitgevallen.

We kunnen niets anders over hem zeggen dan dat hij zich ergerlijk ongebonden en lui heeft gedragen en tijdens de kerkdienst zo onbeschaafd gedragen heeft dat het leidde tot spot en gelach. Tijdens de Maleise dienst had hij de preek gewoon uit een schrift voorgelezen op een manier, een predikant onwaardig.”

De oorzaak is ook bekend: een vrouw! Een getrouwde vrouw wier man naar de kust van Java was vertrokken om daar handel te drijven. Een vrouw met wie hij, voor de komst van zijn “egtwijff” ook al had samengewoond. Een vrouw uit het Chinese kwartier wier huis hij nu dagelijks bezocht. De kerkenraad had hem het contact met deze vrouw al meermaals verboden, zelfs gedreigd met ontslag zonder verdere salarisuitbetaling. De bedrogen man had hem ook al meerdere malen met processen gedreigd. Onbegrijpelijk, temeer omdat de vrouw zelf door haar eerste man bedrogen was.

Men wist ook nog te vertellen dat Spiljardus samen met zijn slaaf het gehouden had met de slavin van de schoolmeester Thomas Rodrigos. Spiljardus moest van beroep en inkomsten ontdaan worden en gedeporteerd worden, terug gezonden naar Nederland en de komende 25 jaar niet meer terug mogen komen. De beide vrouwen zijn inmiddels zwaar gestraft. De Chinese is verbannen en de slavin is zwaar gegeseld en nadat haar een oor is afgesneden teruggegeven aan haar meester. Terwijl de Chinese vrouw in het kasteel haar deportatie naar Hominoa af zat te wachten wilde Spiljardus nog met haar trouwen. De man waarmee zij getrouwd was wilde niet scheiden en is met haar, uit liefde, vrijwillig in ballingschap gegaan. Terwijl zij al aan boord waren is Spiljardus daar toch nog naar toegegaan en aan boord geklommen maar door de man van de Chinese vrouw van boord gejaagd met behulp van de matrozen die met brandhouten waren gekomen.

 

Ondertussen had de vrouw van Spiljardus scheiding van haar man aangevraagd en was haar dat toegestaan. De splitsing van de boedel mocht zij afhandelen terwijl Spiljardus zich zo weinig mogelijk in de straat van het huis mocht begeven anders dan om zijn zaken te regelen. Het voormalige echtpaar Spiljardus werd gescheiden van elkaar aan boord gebracht om naar Batavia gebracht te worden. Spiljardus op de Olifant en zijn huishouden op de Tortelduif. Sinds Cornelia in Ambon aan land was gegaan, had hij haar volgens haar zeggen uitgevloekt, gescholden en geslagen, gestoten en zwaar verwond tot grote ergernis van de zo teder opbloeiende christelijke gemeenschap. Ze had niet met hem samen willen leven omdat hij bij de Chinese vrouw gonorroe had opgelopen en scheen te volharden in zijn “vuijlicheden” waardoor zij ook deel aan de onenigheid. Zij zou schuld moeten dragen als zijnde een leugenachtige ruziënde vrouw die toch eigenlijk niet te geloven is. Het was maar goed dat ze weg waren, aldus de mening van Hitsaerdt.

 

4 mei 1663: Met de Olifant komt over tot u de trouweloze Johannes Spiljardus.

 Met zijn vertrek van Ambon is Josias een “gewezen predikant” en als hij in Batavia aankomt is hij werkeloos en zonder inkomsten. In juli moest hij voor de kerkenraad van Batavia verschijnen. Daar betuigde hij zijn diepe vernedering en “hertelicke droefheijt” over zijn zware misdaad en de openbare ergernis die is ontstaan. Hij verwees de Kerkenraad naar zijn vele goede werken uit het verleden en vroeg hen om raad en hulp. De kerkenraad besloot eerst inzage in de brief af te wachten die vanuit Ambon naar de gouverneur-generaal was gezonden voor een besluit te nemen. Nadat ze dat hadden gehad was alle hoop van Spiljardus vervlogen. Ze vonden “schrickende van sulck grouwelen” zijn daden zo “hatelick, vuijl en schandelick” dat de raad haar handen volledig van Spiljardus aftrok, zonder enige behoefte om ook maar iets voor hem te doen.

In augustus bepaalde de rechter dat Josias en Cornelia ieder de helft van de 300 rijksdaalders moeten betalen die Cornelia had geleend van de boekhouder van de VOC. Hierna verdwijnt zij uit beeld. Op 5 september wordt in het dagregister van Batavia opgenomen dat Josias een aanstelling heeft gekregen als opzichter over de Ambonezen en Bandanezen in de stad.

 

Hij weet een paar jaar respijt te krijgen maar moet dan toch het land verlaten. In de brief van de kerkenraad van Batavia aan de Classis van Amsterdam op 20 januari 1667 staat dat hij veelvoudig en aanhoudend boetevaardig is gebleken en weer tot het heilig avondmaal is toegelaten. Maar omdat gebleken was dat men hem toch niet meer toe kon laten als predikant werd hij in januari 1667 teruggezonden naar Nederland. Theoretisch zou hij aan boord hebben kunnen zijn bij zijn plaatsgenoot Dirck Jansz Knibber die als schipper met de Middelburg met de zelfde vloot naar Nederland voer. De vloot kwam in een hele zware storm bij Mauritius terecht maar leed maar beperkte schade. Josias Spiljardus kwam dus weer heelhuids aan in Nederland. 

Wat er verder met zijn ex-vrouw en de kinderen is gebeurd, is niet duidelijk maar Cornelia had getekend voor 15 jaar Indië en zal dus niet makkelijk terug hebben kunnen keren naar Nederland. In 1669 nam de VOC het besluit dat vrouwen die getekend hadden voor vijftien jaar en in wiens burgerlijke staat zich een wijziging voordeed nog maar vijf jaar moesten uitdienen tenzij de oorspronkelijke looptijd van vijftien jaar voordien verstreken was. Voor Cornelia betekende dat dat zij hooguit een paar maanden eerder kon vertrekken als ze dat wilde. Omdat zoon Johannes wat later in de tijd een functie gaat bekleden bij de VOC lijkt het het meest waarschijnlijk dat zij inderdaad met de kinderen op Java is gebleven.

 

Het duurt tot 14 oktober 1669 voor Josias weer opduikt. Niet op een zonnige warme plek maar in Middelburg bij de kamer Zeeland. Hij verzoekt op een aanstelling als ziekentrooster op het vertrekkende schip de Soetendaal. Hij wordt aangenomen maar dan is het of iemand zich herinnert dat er “iets” was met hem en gaat men nader informatie inwinnen. Op 19 oktober mag hij weer aantreden om te horen dat de vergadering “de zaak” als afgedaan beschouwt en hij mag vertrekken. Op 8 december verlaat het schip de Wielingen op weg naar Tuticorin in zuid India. Hierna blijft het weer een tijd stil tot de naam Spiljardus opduikt in Cochin aan de Malabarkust van zuidwest India en daar voor langere tijd ook terug te vinden is.

 

Cochin

In 1673 begint Josias Spiljardis tegen de vijftig te lopen en zijn kinderen, als ze nog leven, zijn drieëntwintig en achttien jaar oud. Alle drie van een leeftijd om werkzaam te zijn. Toch is de enige naam die men, veelvuldig, tegenkomt, die van  Joannes/Johannes. Als secretaris in Cochin, onderkoopman in Colyan, en opperkoopman weer in Cochin. Cochin is een plaats waar al in het begin van de zestiende eeuw de Portugezen zich hadden gevestigd. Strategisch liggend aan de zuidwestkust van India en prachtig gelegen op een schiereiland, wordt het “The Queen of the Arabia sea” genoemd. Op 7 januari 1663 werd het door Rijkloff van Goens veroverd op de Portugezen met 3.075 ‘uitgelezen’ soldaten. Het fort Manuel werd aanzienlijk verkleind en aanwezige kloosters en kerken werden gesloopt op de St. Franciscuskerk na. Die ging men zelf als kerk gebruiken. De zeven bastions van het fort werden naar de zeven provincies genoemd. De in het fort staande Portugese woningen bleven staan en werden betrokken door de Hollanders. De straten kregen Nederlandse namen waardoor de St. Fransicuskerk aan de Heeregracht stond. Vandaag de dag kan men er een “Dutch Heritage walk” maken.

 

Cochin anna 1663 door Philip Vingboom (collectie Rijksmuseum)
Cochin anna 1663 door Philip Vingboom (collectie Rijksmuseum)

 

Het Hollandsche Kerkhof ligt vlakbij de St. Franciscuskerk waarin de beroemde ontdekkingsreiziger Vasco da Gama begraven lag. Zijn resten zijn al in 1538 overgebracht naar Portugal. Ook is er een graf waarvan het opschrift nu ten dele vernietigd is maar o.a. zou bevatten Gerardus Spiljardus met de datum 23 juli 1673 en verder zijn leesbaar de data 23 augustus 1679, 22 september 1682 en 12 februari 1683. Gelukkig is de steen al eens eerder beschreven toe hij nog bijna heel was. “hier leggen … de Vries, Johannes, Josias en Gerardus Spiliardus zynde de huysvrouw en de kinderen van Johannes Spiliardus, ondercoopman in dienst den E. compe, overleden den 23 aug. 1679, 26 july 1673, 22en Stembr 1682 en 12en Febr. 1683 oud 21, een, 8 en 7 jaaren”. De drie jonge kinderen kunnen niet van de echtgenote zijn met de achternaam De Vries tenzij ze op haar veertiende al een kind heeft gekregen en dat lijkt onwaarschijnlijk. Johannes zal dus minstens twee keer getrouwd zijn geweest. Eén keer voor 1673 met een nog onbekend vrouw van wie hij drie kinderen kreeg en één keer tussen 1676 en 1679 met mevrouw De Vries.

Na een zoektocht vol valkuilen kan met zekerheid aangenomen worden dat het gaat om een echtgenote en kinderen van de zoon Josias,  Johannes, geboren in Haaften in 1653.

 

 

Aanvankelijk leek het vanzelfsprekend dat Josias onder zijn tweede doopnaam Johannes verder was gegaan met zijn leven in de kuststreek van India waar hij in 1670 aangekomen was. Als gescheiden man kon hij opnieuw getrouwd zijn en ook weer kinderen hebben gekregen. In maart 1681 is Joannes/Johannes/Jan (de namen worden door elkaar gebruikt voor één en de zelfde persoon, ik gebruik voor hem verder Johannes) onderkoopman in Coylan als daar de opperkoopman Marcelis Boevius op 10 maart komt te overlijden. Johannes schrijft een briefje naar de gouverneur van Ceylon waarin hij vraagt om de vrijgevallen baan want, is zijn argument, hij is de zwager van Marcelis Boevius. Het is niet waarschijnlijk dat een van de zussen van Josias naar Indië is vertrokken dus moet het familie van zijn tweede vrouw zijn. Haar familienaam is dan Boevius of haar zus is met een Boevius getrouwd. Familiebanden zijn belangrijk dus dat moet nagezocht worden. Wie is Marcelis Boevius. Het duurt even maar dan blijkt dat hij voor de kamer Amsterdam met de Venenburg als boekhouder naar Indië kwam in 1662. Een speurtocht leidde naar Delft waar een Marcelis de Boeff  in 1658 trouwde met Lijsbeth Moringh uit Gorcum. Moring is ook de eigenlijke achternaam van de eerste man van Cornelia de Leeuw, de ex-vrouw van Josias, alleen heeft hij hem het, voor dominees gebruikelijke, latijnse tintje gegeven van Moringus. Hij had een zus Lijsbeth. Het raadsel leek opgelost maar er bleef een haakje aan zitten. Je kunt familiebanden ruim zien maar om nu in een sollicitatiebrief te schrijven dat je de zwager bent van de man van de zuster van de eerste man van je ex-vrouw….. Maar ook Cornelia onderhield een goede band met dit echtpaar want zij was op 11 september 1659 doopgetuige bij de doop van hun eerste zoon Isaac. Het bleef knagen. En dat was maar goed ook. De oplossing bleek veel simpeler dan gedacht. Er bleek nog een tweede Lijsbet te zijn die de achternaam  Moring gebruikte. Marcelis Boevius was in 1658 getrouwd met Lijsbeth Isaacsdr. Moringh, de halfzus van Johannes Josiaszn Spiljardus. Het was dus niet Josias die onder de naam Johannes verder leefde maar het was zijn zoon Johannes. Cornelia had haar eigen kleinkind ten doop gehouden. Het werd nog eens bevestigd in een document met personeelsleden van 1690 waarin  genoemd staat: Johannes Spiljardus, van Haaften aangekomen in 1661 met de Maarsseveen, opperkoopman voor fl. 60,00 per maand in de stad Cochin.

 

 

Josias zou in 1685 nog geleefd hebben en inwonende zijn bij zijn zoon Johannes in Quilin. De vraag dient zich aan of achter Joannes misschien toch hier of daar Josias schuil gaat. Een aanwijzing dat dit zo zou kunnen zijn, is dat de deur die achter Johannes Spiljardus dicht valt in het krankzinnigenhuis van Batavia waar hij in september 1699, onder curatele van de weeskamer, opgenomen werd, genoteerd werd dat Johannes Spiljardus in 1699 een hele oude man was terwijl Johannes dan amper 50 is maar Josias 80 zou zijn. Misschien geeft het kilometerslange archief van de VOC ooit nog eens een aantekening vrij waaruit blijkt hoe het hen verder vergaan is.

 

De zerk voor de vrouw en kinderen van Spiljardus is de meest rechtse. Ze zijn in een muur geplaatst. ( bron:René ten Dam/Shared Cemeteries)
De zerk voor de vrouw en kinderen van Spiljardus is de meest rechtse. Ze zijn in een muur geplaatst. ( bron:René ten Dam/Shared Cemeteries)

Josias als auteur

 Josias was auteur van:

 Vraegeboeckje, in het Maleis

 Verwerring der Mohammedaansche godsdienst; in Nederlands en Maleis

 elf laatste Propheten’ (de boeken Joël t/m Maleachi in het Oude Testament) in het Maleis.

 

De vrouw achter:

Cornelia de Leeuw werd 13 februari 1620 gedoopt in Schoonhoven als dochter van de remonstrantse ds. Antonius Leo en Elisabeth Nicolaasdr Crydenier.Zij trouwde  (1) 7.11.1639 in Haaften met ds. Isaacus T.  Moringus. Aanvankelijk was hij dominee in Haaften maar hij vertrok naar Drunen waar hij op 8 november 1649 overleed. Uit hun huwelijk werden vijf kinderen geboren. Elisabeth (1640), Catharina (1642), Sara (1645) Anthonius (1646) en Gisbertus (1648). Van al deze kinderen is alleen Elisabeth als volwassene terug gevonden. Zij trouwde met Marcelis Boevius.

 

Na het vertrek van haar tweede man, Josias Spiljardus,als dominee in Haaften is Cornelia met haar kinderen in Gorinchem gaan wonen. Cornelia was doopgetuige op 11 september 1659 te Delft bij de doop haar kleinzoon van Isaac Boevius, zoon van Marcelis de Boeff en Elisabeth Moring. Zij verscheen in de vergadering van 20 augustus 1660 van de Heeren XVII met het verzoek om samen met haar dochter uit het eerste huwelijk (welke is niet bekend) en haar twee kinderen van Josias, haar man te mogen volgend naar Ambon. Wat er met haar andere kinderen is gebeurd, is niet bekend. Het is nog onbekend waar en wanneer Cornelia de Leeuw is overleden maar het meest logisch lijkt ergens in Azië.

Johannes Spiljardus

 

De zoektocht naar J(osias) Spiljardus leidde er toe dat ook veel vermeldingen van J(an), J(oannes) en J(Johannes) Spiljardus werden nagetrokken. Als met zekerheid geboren in Haaften valt hij min of meer buiten mijn onderzoek maar hij is wel vanuit Gorinchem vertrokken. Vandaar in ieder geval een samenvatting:

 

Johannes Spiljardus (van Haaften), 1661 naar Indië, 1670 assistent, in 1673 in Cochin, 1676 onderkoopman in Malabar, in november 1678 leest hij, als secretaris, in het openbaar de bevelbrief voor van Maarten Huisman, de nieuwe commandeur van Cochin, tijdens zijn feestelijke aanstelling. In 1680 kassier in Cochin en in 1681 in Coylan als onderkoopman.

Van april 1681 tot april 1682 hoofd in Cochin. Gaat in april 1682 eerst naar Ceylon en daarna door na Batavia. Wordt in 1684 weer vermeld als naar Malabar gezonden, 1685 koopman, opperhoofd te Quilon (Coylan), 1686 teruggeroepen naar Cochin, omdat hij particuliere handel zou hebben gedreven en een geheim contract met de smokkelaar Ottoman zou hebben gesloten. Eind 1689 veroordeeld, geestelijk gestoord, herstelt weer, Van Reede vernietigt in 1691 zijn veroordeling en herstelt hem als opperhoofd te Quilon, 1693 weer naar Cochin. Hij verzoekt in juni 1696 te mogen vertrekken als koopman van Coylan naar Batavia om zich weer bij zijn vrouw te voegen. In 1697 woont hij nog steeds in Cochin als alleenstaande man met 1 slaaf.

 

Johannes was diverse keren getrouwd. De eerste keer rond 1672 met een nog onbekende vrouw. Zij overleed waarschijnlijk kort na 1676. Hij trouwde tussen 1676 en 1679 voor de tweede keer met een vrouw wiens voornaam onbekend is en wiens achternaam De Vries luidde. Zij stierf in 1679. In 1686 woont hij in Coylan met een echtgenote, een kind, mevr. de wed. de Vette en 25 slaven in het huis van het opperhoofd. In juni 1696 woont hij alleen met een slaaf en is zijn vrouw in Batavia. Hij moet dus minstens drie keer gehuwd zijn geweest. De namen van zijn echtgenotes en zijn vierde kind zijn onbekend.

 

Hij kreeg gezelschap van een andere voormalige inwoner van Gorinchem toen Abraham Vinck na een bijzondere carrière opperkoopman in Cochin werd rond 1695. Rond het functioneren van Johannes heeft vaak een waas van wantrouwen gehangen. Toch heeft men nooit voldoende bewijs gevonden om hem ergens met goede reden van te beschuldigen. Het bleek dat de meeste koopmannen een ondoorzichtige boekhouding voerden die niet altijd een kwade opzet had. Een nadeel voor een correcte rechtsgang was dat de aanklager een gedeelte van het geconfisqueerde vermogen kreeg en dus zelf direct belanghebbende was. Feit was wel dat de boekhouding nooit tot nadeel van de koopman zelf was en zelfverrijking ook toen al een populaire bezigheid was.

 

 

 

Meer weten over de VOC op de Malabarkust: https://www.vocsite.nl/geschiedenis/handelsposten/malabar.html

 

Met dank aan Menno Leenstra

 

Bronnen:

 

 

Regionaal Archief Gorinchem: dtb registers, Rechterlijk Archief en Notarieel Archief

 

Stadsarchief Haarlem: dtb registers

 

Stadsarchief Roosendaal: dtb registers

 

Stadsarchief Leiden: dtb registers

 

Stadsarchief Amsterdam: dtb registers, Notarieel archief

 

Stadsarchief Delft: dtb registers

 

Regionaal Archief Rivierenland: dtb Zaltbommel

 

Haaften: dtb registers

 

Dagregister 1655 Kaap de Goede Hoop

 

NA 1.04.02: 150, 212, 1240, 1243, 1396, 1527,1593, 7529, 7612, 8903, 8908, 8913, 8914, 8988, 8993, 8997, 11534, 11537

 

Acte der Particuliere synoden van Zuid Holland, 1621-1700

 

C. van Bentum, Archief voor de geschiedenis der Oud Hollandsche Zending

 

Kees Vreeken: De classis Gorinchem na “Dordt” Ontwikkeling en consolidatie van de classis Gorinchem in de periode 1618-1650.

 

T. Brienen, Figuren en thema’s van de Nadere Reformatie

 

Carla van Wamelen, Family life onder de VOC

 

J.C.M. Warnsinck, Reisen van Nicolaus de Graaff

 

H.K. s’Jacobs ,Nederlanders in Kerala 1663-1701

 

Wapenheraut 1897

 

List of inscriptions on tombs or monuments in Madras vol II blz 185

 

www.sejarah-nusantara.anri.go.id/marginalia file 2489 f 640, 2496 f 5, 820, 2513 f 598 2519 f 567, 610-611

 

 

 

 

 

 

 

© Valentine Wikaart – Derkzen, mei 2021